Atomisme is een filosofische term die in de 5e eeuw voor Christus in de stad Griekenland opkwam. waarin wordt vastgesteld dat het universum bestaat uit miljoenen ondeelbare deeltjes, atomen genaamd, die samen de grote zichtbare massa vormen waarin we allemaal leven.
Het woord atoom komt uit het Grieks en betekent dat het niet kan worden verdeeld. Eerder definieerden de atomisten het als het kleinste deeltje, terwijl ze het tegelijkertijd als uitgebreid en ondeelbaar beschouwden en waar alle dingen van gemaakt zijn. Evenzo hielden ze vast aan het idee dat de wereld bestaat uit twee fundamenteel tegengestelde lichamen; atomen en leegte, waarbij de laatste een negatie is van de eerste, dat wil zeggen niets.
De theorie van atomisme geeft aan dat atomen onveranderlijk zijn en door de leegte reizen en verschillende combinaties vormen die stoffen worden, zodat ze kunnen worden behandeld als zeer kleine bouwstenen terwijl ze onverwoestbaar zijn. Dankzij de definitie in het Grieks, kunnen alle dingen die ondeelbaar worden of niet kunnen worden gesneden, atomair worden genoemd.
In de negentiende eeuw creëerden natuurkundigen en scheikundigen een theorie waarin ze het bestaan aantoonden van bepaalde deeltjes die deel uitmaakten van een hele substantie en die, met behoud van de traditie, atomen noemden. Aan het begin van de 20e eeuw ontdekten ze echter dat deze 'atomen' uit kleinere entiteiten bestonden die ze het elektron, neutron en proton noemden. Ander onderzoek en experimenten toonden aan dat zelfs een neutron kan worden onderverdeeld in meer fundamentele delen, quarks genaamd.
Deze studies lieten de deuren open voor pertinente onderzoeken op zoek naar het ondeelbare deeltje waar de eerste atomisten zo vaak over spraken, dat niet kan worden verward met het atoom waarover in de chemie wordt gesproken.