De exacte wetenschappen, ook bekend als de harde wetenschappen, zuivere wetenschappen of fundamentele wetenschappen, vertrouwen volledig op observatie en experimenten als praktijken om kennis te creëren op basis van wiskundige taal. Ze zijn wetenschap van hoge precisie en nauwkeurigheid, aangezien de wetenschappelijke methode in zijn puurste vorm wordt gebruikt om hypothesen te testen met wiskunde als een middel om dat te doen.
Precisie en nauwgezetheid zijn twee van de belangrijkste kenmerken van de exacte wetenschappen, een tak waarin de meest rigoureuze wetenschappelijke methode wordt gebruikt om hypothesen te testen. Deze wetenschappen zoeken de onweerlegbaarheid van hun postulaten met behulp van kwantificeerbare en objectieve voorspellingen.
In het geval van exacte wetenschappen wordt nagestreefd dat de hypothesen en postulaten onweerlegbaar zijn door middel van kwantificeerbare en objectieve wiskundige vergelijkingen en bewerkingen. Deze fundamentele principes staan bekend als axioma's.
Momenteel, zoals vastgesteld door Rudolf Carnap, zijn de exacte wetenschappen onderverdeeld in formele (niet-experimentele) en natuurwetenschappen (experimentele). Onder de formele wetenschappen vinden we wiskunde, logica en formele logica. In de natuurwetenschappen zijn dat astronomie, biologie en natuurkunde.
De exacte wetenschappen hebben vanaf het begin de basis gelegd voor wetenschappelijke kennis. Hoewel het nu duidelijk is dat niet alle kennis kan worden gekwantificeerd, zijn er vanuit deze premisse veel van de fundamentele wetten, principes en theorieën die de basisprincipes beheersen die al eeuwenlang worden aangenomen, zoals de zwaartekracht.
Elke wetenschap heeft zijn eigen dimensie. Daarom zijn er de sociale wetenschappen, de gezondheidswetenschappen, de wetenschappen die gebaseerd zijn op waarschijnlijkheid (bijvoorbeeld meteorologie) of die welke betrekking hebben op een bepaald aspect van de natuur (biologie, zoölogie, enz.). Een van de meest relevante wetenschappen is wiskunde, ook wel exacte wetenschappen genoemd. De term wordt in het meervoud gebruikt omdat wiskunde bestaat uit gedifferentieerde takken zoals algebra, rekenkunde, meetkunde of waarschijnlijkheid. Aan de andere kant wordt het woord exact gebruikt omdat de verschillende gebieden van de wiskunde iets gemeen hebben: hun bewijzen zijn ondubbelzinnig en onbetwistbaar, dat wil zeggen exact.