Volgens de etymologie is het woord stad afgeleid van het Latijn, specifiek van de stem "civÄtas", "civÄtÄ tis", gevormd met het woord "civis" wat "burger" betekent, plus het achtervoegsel "tat" dat gelijk is aan "vader", dat verwijst naar kwaliteit; de term civitas, die afkomstig is van een Indo-Europese wortel, verwijst naar het burgerschap van het oude Rome. Het woordenboek van de Koninklijke Spaanse Academie legt het woord bloot als die groep gebouwen, constructies, straten en trottoirs die worden beheerst door een rechtsgebied of gemeentehuis, waarvan de bevolking wordt gekenmerkt door een grote en dichte bevolking, die zich toelegt op niet-agrarische activiteiten.
Als we de betekenis van stad uitsplitsen, kan worden gezegd dat het een geografisch gebied is waar een bepaald aantal mensen in wonen; Bovendien wordt een territorium toegekend als een stad wanneer de belangrijkste bron van werk wordt besteed aan activiteiten die niet verband houden met het veld, zoals landbouw en veeteelt. Een stad wordt gekenmerkt door grote constructies en gebouwen, geplaveide straten, met een reeks openbare en particuliere diensten zoals politiebewaking, water, telefoon, elektriciteit, internet, verlichting, enz. In steden zijn er geweldige kansen op werk, vooral in die steden waar veel fabrieken in de grote steden zijn.
Steden kunnen worden ingedeeld op basis van hun grootte en met een hiërarchische volgorde, die bestaat uit kleine, middelgrote en grote steden; waar in grote steden over het algemeen rond of meer dan een miljoen inwoners wonen, zijn het vooral uitgestrekte gebieden met daarin de belangrijkste gezondheidscentra en universiteiten.
Opgemerkt moet worden dat hij volgens de Europese Statistiekconferentie in Praag een concept voorstelde voor de term stad als een agglomeratie van meer dan 5.000 inwoners waar minder dan 25% van de bevolking zich toelegt op landbouw.