De mens heeft sinds onheuglijke tijden in grote aantallen geleefd. Ze ontdekten dat ze elkaar op deze manier konden ondersteunen en een betere kwaliteit van leven konden bereiken. In het begin werden alle gemeenschappen als "landelijk" beschouwd; Dit veranderde echter met de nieuwe en glimmende technologische ontwikkelingen die arriveerden, waarmee bepaalde gebieden genaamd "steden" werden opgericht, epicentra van alle commerciële en politieke activiteiten. Met de komst van de moderne tijd zijn steden echter veel meer geworden dan werkplekken: ze worden nu als een thuis beschouwd.
Steden worden gekenmerkt door onophoudelijke drukte en onherstelbare congestie; Om deze reden wilden sommigen zich vestigen in gebieden die hier ver vandaan liggen. Zo ontstonden de zogenaamde "slaapsteden", stedelijke gemeenschappen die grenzen aan steden met redelijk goede banen. Sommigen schrijven aan de totstandkoming van deze woonwijken de kleine, maar significante afname van de stedelijke bevolking toe; hoewel ze, naast andere negatieve eigenschappen, hiernaar verwijzen als de steekproef van de postindustriële samenleving, gewijd aan vrije tijd en consumentisme. In algemene termen kan het worden verward met de buitenwijken, maar het is bekend dat de laatste zich in de stad bevinden, maar ver van het centrum ervan.
Bij het vestigen in een slaapstad is het gebruik van het openbaar vervoer, de fiets of de auto onvermijdelijk; Dit komt door de behoefte aan constante mobilisatie, zowel om te werken als om goederen en diensten te verwerven. In Latijns-Amerika zijn enkele van deze steden te vinden, in landen als Argentinië, Mexico, Chili, Colombia en Venezuela.