Coacervaten proto kan ook worden gedefinieerd als een reeks colloïdale moleculen waarin de water moleculen vast zijn georiënteerd ten opzichte van hen en omringd door een waterfilm, die duidelijk begrenst de coacervaten van de vloeistof waarin ze zweven door de lucht.
Het coacervaat is een bolletje dat wordt gevormd door een membraan met daarin chemische stoffen; Naarmate de complexiteit toeneemt, scheidt het coacervaat zich van het water en vormt het een onafhankelijke eenheid, die niettemin in wisselwerking staat met zijn omgeving.
Het was de Sovjet-biochemicus Alexander Oparin die ze ontdekte en doopte, wat een essentiële stap was voor de verklaring van de ontwikkeling van het leven op aarde.
Alexander Oparin, verzekerde dat levenloze lipidemembranen konden worden geproduceerd, en na talrijke experimenten, verkregen hij druppels met een hoge samenstelling in biologische moleculen, die aanwezig waren maar gescheiden van het waterige medium via een primair membraan. Het waren precies deze druppels die hij doopte met de naam coacervaten. Bovendien zou Oparin ook kunnen aantonen dat chemische reacties plaatsvinden binnen een coacervaat die de vorming van verschillende systemen veroorzaken, die steeds complexer worden.
In coacervaten ontwikkelen zich chemische reacties die steeds complexere systemen veroorzaken. Naarmate de complexiteit vordert, scheiden de coacervaten zich van het waterige medium en worden ze onafhankelijke eenheden die in wisselwerking staan met de omgeving.
Men kan zeggen dat de coacervaten korrels of druppels zijn die worden begrensd door een membraan. Dit zijn sets van moleculen met twee fasen: de watermoleculen omringen de korrels met verschillende chemicaliën. Dit vormt een laag die de coacervaten scheidt van de vloeistof waarin ze zich ontwikkelen.
Eén theorie geeft aan dat er in de vroege atmosfeer van de aarde water, kooldioxide, ammoniak en methaan waren. Elektrische ontladingen en zonnestralen gaven de voorwaarden voor het verschijnen van de coacervaten, die in de oceaan zouden zijn verschenen, waar al ander organisch materiaal was gevonden. De opname van deze organische materialen maakte de voeding van de coacervaten mogelijk, die zich begonnen te ontwikkelen en complexere moleculen voortbrachten.