Kritiek is een filosofische term die de studie van de basis van kennis opwerpt als een vereiste voor elke filosofische reflectie. Deze epistemologische leer van de filosoof Immanuel Kant probeert grenzen te stellen aan echte kennis, door middel van een systematische analyse van de voorwaarden voor de mogelijkheid van het denken. Kritiek gelooft in de mogelijkheid dat de mens tot kennis komt, maar het is belangrijk om op een rationele manier de manier waarop deze kennis wordt bereikt te rechtvaardigen.
Kants bedoeling met deze theorie was om reden te onderwerpen aan een zorgvuldige studie naar de structuur te observeren en dus in staat zijn om de manier waarop ze die kennis verkregen vast te stellen. U wilt menselijke kennis betwisten en de bijdragen uit ervaring vastleggen. Het individu ontvangt de informatie, organiseert het, geeft het vorm door middel van "a priori" systemen van zowel rede, gevoeligheid als begrip. De "a priori" manier wordt gegeven door het individu en heeft altijd een noodzakelijke en universele manier van zijn.
Kant definieert kritiek als een doctrine die opvalt door haar volwassenheid ten opzichte van de andere, aangezien het alle uitspraken van de menselijke geest analyseert en niet opzettelijk iets toegeeft, vraagt kritiek altijd om redenen en vraagt om verklaringen vanuit de menselijke rede. Zijn standpunt is niet dogmatisch, veel minder sceptisch, maar eerder kritisch en reflecterend.
Men kan dan zeggen dat kantiaanse kritiek voortkomt uit een kritiek op rationalisme en empirisme, rekening houdend met het feit dat deze doctrines geen rekening houden met de actieve rol van het subject binnen het cognitieve proces.
Kant wilde een verband leggen tussen universele wetten en de overtuiging dat ' weten ' voortkomt uit zintuiglijke ervaringen. Dus als kennis uit de zintuigen komt, zijn de feiten individueel van aard en kunnen de universele principes niet bekend zijn.
Gegeven dit, maakt Kant een verschil tussen analytische oordelen en synthetische oordelen. De eerste zijn onafhankelijk van de natuur, daarom kunnen ze universeel worden vastgesteld; terwijl de laatste gerelateerd zijn aan ervaring.
Geconcludeerd kan dan worden dat er binnen intelligentie niets is dat niet voortkomt uit ervaring, maar tegelijkertijd wordt al die kennis op dezelfde manier afgeleid.