Het zich ontwikkelende embryo of embryogenese is het proces waarmee het embryo wordt gevormd en ontwikkeld. Bij zoogdieren verwijst de term voornamelijk naar de vroege stadia van prenatale ontwikkeling, terwijl de termen foetus en foetale ontwikkeling latere stadia beschrijven.
Embryogenese begint met de bevruchting van de eicel (ovum) door een zaadcel cel (sperma). Eenmaal bevrucht, staat het ei bekend als een zygote, een enkele diploïde cel. De zygoot ondergaat mitotische delingen zonder significante groei (een proces dat bekend staat als splitsing) en celdifferentiatie, wat leidt tot de ontwikkeling van een meercellig embryo.
Hoewel embryogenese plaatsvindt in zowel de ontwikkeling van dieren als planten, behandelt dit artikel de gemeenschappelijke kenmerken van verschillende dieren, met enige nadruk op de embryonale ontwikkeling van gewervelde dieren en zoogdieren.
De zaadknop is over het algemeen asymmetrisch, met een "dierenpool" (toekomstig ectoderm en mesoderm) en een "plantenpool" (toekomstig endoderm). Het is bedekt met beschermende enveloppen, met verschillende lagen. De eerste envelop - degene die in contact staat met het eimembraan - is gemaakt van glycoproteïnen en staat bekend als het vitellinemembraan (zona pellucida bij zoogdieren). Verschillende taxa tonen verschillende cel- en acellulaire enveloppen die het dooiermembraan omvatten.
Bemesting (ook bekend als 'conceptie', 'bevruchting' en 'syngamie') is de fusie van gameten om een nieuw organisme te produceren. Bij dieren omvat het proces een sperma dat versmelt met een ei, wat uiteindelijk leidt tot de ontwikkeling van een embryo. Afhankelijk van de diersoort kan het proces plaatsvinden in het lichaam van het vrouwtje bij interne bevruchting, of buiten bij externe bevruchting. Het bevruchte ei staat bekend als de zygote.
Op een bepaald moment nadat de verschillende lagen van het embryo zijn gedefinieerd, begint de organogenese. De eerste fase bij gewervelde dieren wordt neurulatie genoemd, waarbij de neurale plaat wordt opgevouwen om de neurale buis te vormen (zie hierboven). Andere gemeenschappelijke organen of structuren die op dit moment tevoorschijn komen, zijn het hart en somieten (ook hierboven), maar vanaf nu volgt de embryogenese geen gemeenschappelijk patroon tussen verschillende taxa van het dierenrijk.
Bij de meeste dieren zal organogenese samen met morfogenese resulteren in een larve. Het uitkomen van de larve, die dan een metamorfose moet ondergaan, markeert het einde van de embryonale ontwikkeling.