Het ego of egocentrisme is het onvermogen om onderscheid te maken tussen het zelf en de ander. Meer specifiek is het het onvermogen om subjectieve schemata te ontrafelen uit de objectieve werkelijkheid. Een onvermogen om een ander perspectief dan het uwe te begrijpen of aan te nemen.
Jean Piaget voerde aan dat jonge kinderen egocentrisch zijn. Dit betekent op geen enkele manier dat ze egoïstisch zijn, maar ze hebben nog niet voldoende mentaal vermogen om andere mensen te begrijpen die andere meningen en overtuigingen hebben over hun eigen mening. Piaget deed een test om egocentrisme te onderzoeken, genaamd de studie van bergen. Hij zette de kinderen voor een simpele zaagvan gips en vroeg hen om uit vier portretten het visioen te kiezen dat hij, Piaget, zou zien. De jongere kinderen kozen het portret van zichzelf waar ze naar keken. Deze studie is echter bekritiseerd omdat het rechtvaardigt dat het simpelweg de kennis is van de ruimtelijke visie van kinderen en niet van egocentrisme. Uit een vervolgonderzoek met politiepoppen bleek dat jonge kinderen correct konden zeggen wat de interviewer zag. Men moet denken dat Piaget de niveaus van egocentrisme bij kinderen overschat.
Hoewel egocentrisme en narcisme op elkaar lijken, zijn ze niet hetzelfde. Iemand die egocentrisch is, gelooft dat hij in het middelpunt van de belangstelling staat, zoals een narcist, maar krijgt geen voldoening voor zijn eigen bewondering. Zowel egoïsten als narcisten zijn mensen wier ego sterk wordt beïnvloed door de goedkeuring van anderen, terwijl dit voor egocentristen wel of niet waar kan zijn.
Hoewel egocentrisch gedrag minder prominent aanwezig is op volwassen leeftijd, geeft het bestaan van sommige vormen van egocentrisme op volwassen leeftijd aan dat het overwinnen van egocentrisme een levenslange ontwikkeling kan zijn die nooit wordt voltooid. Volwassenen lijken minder egocentrisch te zijn dan kinderen omdat ze vanuit een aanvankelijk egocentrisch perspectief sneller corrigeren dan kinderen, niet omdat ze aanvankelijk minder geneigd zijn om een egocentrisch perspectief aan te nemen.
Daarom wordt egocentrisme gedurende het hele leven gevonden: in de vroege kinderjaren, adolescentie en volwassenheid. Het draagt bij aan de cognitieve ontwikkeling van de mens door kinderen te helpen bij het ontwikkelen van de theory of mind en de vorming van hun eigen identiteit.