Het is een cavitair orgaan dat zich tussen de slokdarm en de dunne darm bevindt, 25 centimeter lang en 12 in diameter meet en ongeveer 1.300 kubieke centimeter in capaciteit, het onderscheidt zich in drie gebieden: de cardia, die het scheidt van de slokdarm en heeft een klep die maagreflux voorkomt; de pyrolus, met een andere klep die hem van de dunne darm scheidt; en de bodem, een regio die rijk is aan maagsap producerende klieren. Zijn functie is om het toch al ongezonde en gekauwde voedsel op te nemen, het te mengen met het maagsap dat het afscheidt en het door de pyrolus te legen.
De weefsels van de maag zijn opgebouwd uit lagen in de wanden, gekenmerkt door: de slijmlaag, die op zijn beurt drie lagen heeft: het epitheel, gelegen in de cardia en de apicale pool die een laag maagslijm passeert die dient als bescherming van wat wordt ingenomen, het slijmvlies zelf dat stroperige en dikke afscheidingen afscheidt om de maag te smeren, en de spierlamina van het slijmvlies die is samengesteld uit twee op elkaar lijkende lagen.
Deze slijmlaag is de maagspier, die dankzij zijn samentrekkingen voedsel mengt met maagsappen. De sappige laag; dat wordt gevormd door het dichte bindweefsel dat dit weefsel dat verschillende delen van het lichaam verbindt, namelijk de bloedvaten, lymfevaten en zenuwuiteinden. De spierlaag; zijnde de maagspier die samentrekt met een beweging die peristaltisch wordt genoemd, waarbij het voedsel wordt gemengd en naar de pyrolus wordt gebracht. De sereuze laag; omhult de maag in zijn geheel. Het vormen van het kleinere omentum, het grotere omentum en gastrofénico ligament.
Er wordt geschat dat het ongeveer vijftien miljoen klieren heeft, waarvan we de cardiaklier, oxyntische klieren, maag- of fundische klieren kunnen noemen; deze laatste twee bevinden zich in de fundus. Het autonome zenuwstelsel is het zenuwstelsel dat de maag bestuurt, samen met de nervus vagus die het hoofdbestanddeel is van het parasympathische zenuwstelsel. Deze complexe verbinding wordt gemaakt door het verteringsproces, waar ze worden omgezet en te absorberen voedsel.