Existentialisme is een filosofische beweging die is ontstaan tussen de 19e en 20e eeuw. Deze stroming richtte zich op de studie van de menselijke conditie, emoties, individuele toewijding en vrijheid. Het existentialisme herstelde de mens in zijn rol als individu, plaatste hem midden in de filosofische reflectie en onderscheidde hem als een ongebonden en totaal zelfbewust wezen.
Een van de meest opvallende kenmerken van deze theorie zijn:
Zijn focus ligt op het eigen bestaan van de mens, zijn wezen, en het zoeken naar oplossingen voor de problemen van de mens. De reden is niet de enige die shows de realiteit, zelfs de meest elementaire gevoelens zoals frustratie en angst zijn in staat om te laten zien dat. Pessimisme wordt binnen deze filosofie geaccentueerd. Ondanks het uitgesproken pessimisme stelt het existentialisme echter voor dat alleen de mens bestaat en dat alleen hij in staat is (zelfs binnen het pessimisme) positivisme te vinden en zijn eigen essentie te bedenken. De mens is vrij en hij is de enige die zijn wereld heeft gecreëerd.
De populariteit van het existentialisme ontstaat na de Tweede Wereldoorlog, als een opluchting van het denken en het verlies van waarden die dit conflict heeft achtergelaten.
Er zijn drie scholen van existentialistisch redeneren: atheïstisch existentialisme, agnostisch existentialisme en christelijk existentialisme.
Het atheïstische existentialisme heeft als fundamenteel principe de afwijzing van alle immateriële, metafysische of religieuze overtuigingen. Volgens deze stroming bestaat de menselijke natuur niet, omdat er geen God is die haar schept; het is de mens die zichzelf ziet als zijnde en de enige is die zal bepalen wat hij wil zijn. Een van de meest prominente exponenten van deze school zijn: Jean Paul Sartre en Albert Camus.
Christelijk existentialisme onderscheidt zich door de mogelijkheid van een religieus stadium als hypothese van verlossing naar voren te brengen; deze school neemt zijn toevlucht tot religieuze grondslagen zoals erfzonde, verlies van onschuld, etc. Het metafysische principe definiëren als een concrete waarschijnlijkheid van mannen. Een ander kenmerkend kenmerk is de bevestiging dat het hoogste goed dat ieder mens kan vinden, zijn eigen roeping is. Onder de belangrijkste exponenten waren: Gabriel Marcel en Soren Aabye Kierkegaard.
Agnostisch existentialisme was gebaseerd op observaties en ervaringen. Deze doctrine beschouwt religie als een belangrijk element in de cultuur en geschiedenis van de mens, en weerlegt het bestaan van een God niet, maar gelooft dat het iets is dat niet kan worden bewezen of bewezen. De grootste exponenten waren: Martin Heidegger en Albert Camus.