Ten eerste is het belangrijk erop te wijzen dat filosofie is gebaseerd op het kennen van verschillende filosofische scholen met auteurs die gedachten hebben die in veel gevallen totaal tegengesteld zijn. Een van de meest opwindende historische periodes is de geschiedenis van de hedendaagse filosofie. Het gaat over die filosofie die is ingekaderd in de hedendaagse tijd.
De hedendaagse filosofie begint met de positieve gedachte van Augusto Comte, en wordt deze keer verder geconsolideerd, met de verschijning van de socialistische leer van Karl Marx, de verschijning van de vitalistische filosoof Nietzsche en misschien neemt de filosofie een radicale wending met de verschijning van William James en zijn opvatting van filosofie, aangezien alle filosofen ons hadden verteld over een theoretische en conceptuele filosofie, maar hij een grote bijdrage levert aan de filosofie, maakt hij filosofie zowel theoretisch als praktisch met de schijn van filosofisch pragmatisme, en Het is ook goed om zijn werken voor psychologisch functionalisme te benadrukken, James is een filosoof die altijd focust op twee punten, op het onbewuste van de mens en op de praktijk van theoretische kennis.
Bovendien is het hoofdthema van hedendaagse filosofen het probleem van de mens, die probeert zijn essentie en natuur uit te leggen, waarin ze de mens beschouwen als een wezen en als een dier, en prominente vertegenwoordigers verschijnen zoals: Max Scheler, Wilhelm Dilthey, José Ortega en Gasset, Jean Paul Sartre, Ernst Casserier, onder anderen.
De hedendaagse filosofie begon met de ontbinding van het hegeliaanse systeem en wordt gekenmerkt door zijn complexiteit en problematiek; door de waarheid zelf, haar consistentie en bestaan, de filosofische dimensie van de werkelijkheid en de filosofie zelf in twijfel te trekken; door de ontwikkeling van een verscheidenheid aan stromingen en doctrines, waarvan vele in radicale oppositie.
Er zijn filosofische historici, zoals Enzo Paci, die denken dat de situatie van de hedendaagse filosofie grotendeels wordt bepaald door Kants erfgoed en door de interpretaties van de kantiaanse kritiek die het negentiende-eeuwse denken heeft gegeven volgens zijn criterium. Vanaf het begin hekelt het werk van verdiepende kritiek bij de filosofen die erdoor geïnspireerd zijn, zowel de onmogelijkheid om kritiek niet te accepteren zoals ze is, als de onmogelijkheid om kritiek te aanvaarden. Kant had ook kritiek geuit in termen van propedeuse, een inleiding tot de filosofie.
Vanuit dit oogpunt moest na de kritiek een nieuwe filosofie beginnen; maar Kant had ook de onmogelijkheid van een metafysische filosofie aangetoond: vanuit dit andere gezichtspunt leek filosofie niet langer mogelijk omdat ze was teruggebracht tot de activiteit van kritiek, dat wil zeggen tot de analyse en de voorwaarden van de grenzen van het weten. Als kritiek geen filosofie is, als het geen filosofisch systeem is, bestond het probleem erin het werk van Kant voort te zetten en uiteindelijk het filosofische systeem te construeren. Het systeem moest gebaseerd zijn op een fundamenteel principe waaruit alle andere kunnen worden afgeleid. Aan het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw lijkt dit het probleem te overheersen ("Contemporary Philosophy").