Geschiedenisfilosofie wordt begrepen als de tak van de filosofie die zich bezighoudt met de studie van ontwikkeling en de manieren waarop bestaande individuen geschiedenis genereren. Volgens bronnen zou het woord voor het eerst systematisch en opzettelijk zijn gebruikt door de Franse schrijver, historicus, filosoof en advocaat Voltaire of ook wel bekend als François Marie Arouet, in verschillende essays en onderzoeken; hoewel moet worden opgemerkt dat dit karakter een moderne betekenis aan de term gaf; enigszins verschillend van de strikt theologische waardering van de geschiedenis.
Voltaire's filosofie was om het historische fenomeen te beschouwen vanuit de rede, gebaseerd op een sceptische en kritische houding ten opzichte van de mogelijk gevestigde dogma's; Het fundamentele doel was om de "geest van de tijden en naties" en het ontwikkelingsproces van de mensheid uit te leggen in de verschillende bestaande aspecten, om zo te zeggen met een wetenschappelijk criterium.
In algemene zin tracht de geschiedenisfilosofie een antwoord te geven op de drie tijdelijke vragen die verband houden met gebeurtenissen van sociale aard: waar komen we vandaan en wat zijn we? en waar gaan we heen? Dit alles gebeurt in je essentiële waarneming, die afwijkt van de talrijke waarnemingen die niet essentieel zijn en waarvan de instroom alleen maar verwarring veroorzaakt.
De geschiedenisfilosofie kan bij bepaalde gelegenheden bezwaar maken tegen het bestaan van een theologisch doel of einde van de geschiedenis, dat wil zeggen, ze kan zich afvragen of er een ontwerp, een leidend principe, een doel of een doel is in de ontwikkeling of schepping van geschiedenis.