Een onjuiste breuk is een breuk waarvan de noemer kleiner is dan de teller. Rekening houdend met deze uitleg, kunnen we zeggen dat 4/3, om een geval te noemen, een oneigenlijke breuk is. De teller is 4 en de noemer is 3: Zoals u kunt zien, is de teller groter dan de noemer. Als we de deling oplossen, zullen we merken dat het resultaat groter is dan 1: 1,33.
Een breuk is een uitdrukking die verwijst naar een deling. Het bestaat uit twee getallen gescheiden door een scheidslijn lijn: de teller (op deze lijn) is het getal dat wordt gedeeld, terwijl de noemer (die verschijnt onder de lijn) is het bedrag waarmee het is verdeeld. Als de teller en de noemer gelijk zijn, weten we dat het dan een geheel getal is, geschreven als een breuk, bijvoorbeeld 6/6. Er wordt vaak gezegd dat dit type breuk onjuist is.
Als we een oneigenlijke breuk willen doorgeven aan een gemengd getal, moeten we de teller delen door de noemer. Het quotiënt is het gehele getal dat bij het gemengde getal hoort en de rest is de teller van de breuk, terwijl de noemer hetzelfde blijft.
We moeten duidelijk zijn dat het altijd mogelijk is om, in het geval van een onjuiste breuk, deze te ontleden in de som van een geheel getal plus een eigen breuk waarin de teller kleiner is dan de noemer.
Voor wiskunde zijn onechte breuken momenteel gemakkelijker te gebruiken dan gemengde breuken. Maar voor dagelijks gebruik begrijpen mensen gemengde getallen beter.
De oefening om een onechte breuk om te zetten in een gemengd getal is eenvoudig: we moeten de teller zodanig ontleden dat deze deelbaar is door de noemer, wat resulteert in een geheel getal (in het voorbeeld 4/2 = 2), de resterende breuk (in dit geval ½) is de breuk.
Voor wiskundige analyse is het nutteloos om een onjuiste breuk uit te drukken als het aantal eenheden dat het heeft en het quotiënt van minder dan één, aangezien het gaat om elk getal afzonderlijk: de bewerkingen tussen breuken, evenals die welke breuken combineren en hele getallen, ze zijn veel eenvoudiger omdat u met onechte breuken werkt.
Hoewel de bewerkingen tussen juiste en onjuiste breuken op dezelfde manier worden uitgevoerd, zijn er in beide gevallen bepaalde differentiële kenmerken, zoals het feit dat een vermenigvuldiging tussen onjuiste breuken resulteert in een juiste breuk.