De vrijgevigheid is een menselijke eigenschap die wordt gekenmerkt door het geven en begrijpen van andere individuen. In de 16e eeuw (16) verwees het woord "genereus" naar het aristocratische gevoel van nobel zijn of van hoge afkomst zijn, dus letterlijk "vrijgevig" was een manier om te zeggen dat men tot de adel behoorde.
Tijdens de zeventiende eeuw (17) begonnen de betekenis en het gebruik van het woord vrijgevigheid echter te veranderen, om de adel van de geest te beschrijven, geassocieerd met persoonlijke kenmerken van geboorte en niet met gezinskenmerken. Deze eigenschappen werden geassocieerd met de idealen van de adel; zoals dapperheid, moed, kracht, rijkdom, vriendelijkheid en gerechtigheid. Bovendien werd het woord ook gebruikt om niet alleen mensen te beschrijven, maar ook objecten, zoals vruchtbaar land, overvloedige voedselvoorraden, de kracht van medicijnen, onder anderen. Later in de 18e eeuw (18) begon het woord "vrijgevigheid" de meer eigentijdse betekenis van vrijgevigheid of de handeling van het geven van geld te krijgen. en onzelfzuchtig bezit aan anderen.
Deze term heeft momenteel ook betrekking op gebaren van filantropie, en de liefdadigheidsacties die een individu of groep kan hebben jegens iets of een levend wezen, wanneer op deze manier beredeneerd, wordt begrepen dat een gebaar van vrijgevigheid niet beperkt is tot actie van mens tot mens, maar ook tot acties die door mensen worden uitgevoerd voor het welzijn van iets (fysieke infrastructuur, gebouwen, ruimtes of immateriële entiteiten zoals groepen of organisaties) en ook jegens andere soorten. Vanuit religieus oogpunt is vrijgevigheid een zeer gewenste kwaliteit bij de mens, hierdoor streven we naar een gelukkiger aards leven.
In de katholieke religie is vrijgevigheid een van de zeven hoofddeugden, het is de tegenhanger van de hoofdzonde van hebzucht. Door de bijbelse geschriften heen wordt vrijgevigheid gewaardeerd als een essentieel onderdeel van de mens die God wil behagen, waarbij wordt benadrukt dat vrijgevigheid altijd goed wordt gezien door God, aangezien de mens van nature egoïstisch is, daarom is onzelfzuchtig geven een daad. van liefde voor de naaste.