De term kiem komt van de Latijnse wortels, specifiek van het woord 'kiem' of 'germinis', wat 'nageslacht' 'kiem' of 'stengel' betekent, samengesteld uit de wortel 'gen' wat betekent om te baren of zwanger te worden en het achtervoegsel "Mannen" als instrument. de koninklijke academie definieert deze term als het idee dat het proces van het ontwikkelen van een nieuw leven begint, dat wil zeggen dat het de groep cellen is die samen een nieuw wezen ontwikkelen. In de geneeskunde staat het micro-organisme bekend als een kiem, die wordt gevormd uit een cel, die de oorzaak is van ziekten; Deze kiem kan, als deze duidelijk is, een ziekteverwekkende kiem genoemd worden en is onderverdeeld in verschillende categorieën zoals: het virus, dat infecties veroorzaakt, dat zich alleen in gastheercellen hoeft te vermenigvuldigen; de bacterie, een eencellig organisme, dat alleen door een microscoop kan worden gezien; dan de protozoa, deze in de vorm van eieren en de larven, wat het stadium of proces van metamorfose is dat sommige gewervelde dieren hebben.
In de plantkunde verwijst het woord kiem naar het deel van de plant dat de stengel wordt genoemd en dat als eerste ontspruit uit een zaadje of embryo waaraan deze term ook bij naam wordt gegeven. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de tarwekiem, het zaad dat uit de nieuwe plant wordt geboren, dit is een soort voedsel dat het lichaam enkele voordelen biedt, omdat het vitamine E levert en de weefsels regenereert, aangezien Het heeft een hoog gehalte aan eiwitten en koolhydraten, en het is nuttig om voor goede spieren te zorgen, evenals voor de wanden van de bloedvaten en het hart. Ten slotte wordt in de natuurkunde een kiem een kristal genoemd dat wordt geïntroduceerd wanneer een vloeistof zich in een staat van oververzadiging bevindt en zijn kristallisatie produceert.