De eclogue is een subgenre van lyriek, een poëtische betrekking op het thema van liefde, die wordt gekenmerkt door gepresenteerd in dialoogvorm, als een stuk van theater, maar een enkele handeling. De vertolkers van deze literaire compositie zijn traditioneel de herders geweest die vertellen over hun liefdes en leven op het land.
In de eclogue zijn de verhalen die verteld worden kort, daarom is het niet nodig om kostuums of instellingen te veranderen (zoals bij traditionele toneelstukken). De context waarin het plaatsvindt is het gebied van paradijselijke verschijning en waar muziek een belangrijke rol speelt bij het bepalen van de richtlijnen en tijden van elke dialoog.
Hoewel eclogues meestal worden uitgedrukt in de vorm van dialoog, kan het ook worden gepresenteerd als een pastorale monoloog.
Eclogues zijn ontstaan uit de lV eeuw voor Christus, maar de eclogues uit die tijd lijken niet op de eclogues die nu bekend zijn, dit komt doordat ze in de loop van de tijd zijn aangepast en bijgewerkt. Een van de eerste eclogues waren die gemaakt tijdens het Romeinse rijk, een daarvan was de "idylle" van Theocritus, een gepassioneerd door gedicht en cultuur; alle gedichten van deze auteur hadden altijd een pastoraal karakter.
Van deze grote schrijver, beroemd om zijn voorkeur voor pastorale liederen, komt Virgilio voort, die altijd bewondering had voor Alexandrijnse dichters als Theocritus. Daarom begon Virgilio zijn bucolische te creëren, bekend als eclogues, waarin hij autobiografische elementen toevoegde, waarbij hij van elke pastoor een denkbeeldig karakter kreeg dat een echt karakter verborg.
In de Castiliaanse literatuur waren de exponenten van dit genre: Lucas Fernández, Garcilaso de la Vega, Juan de la Enzina. De meest opvallende was echter Garcilaso de la Vega, aangezien zijn eclogues een geweldig voorbeeld van dit genre gaven in onvergetelijke verzen.
Hier is een voorbeeld van het werk van Garcilaso de la Vega: