3D-printen is een nieuwe technologie voor het modelleren en creëren van onderdelen, wat mogelijk is dankzij de uitvinding van een reeks "printers". Deze artefacten werken met bepaalde materialen, meestal afgeleid van plastic, waarvan de missie is om lagen en lagen op elkaar te leggen totdat de eerder ontworpen vorm is bereikt. Het gebruik ervan is sinds de jaren 2000 gestegen en de productiekosten zijn daarentegen geleidelijk afgenomen. Hierdoor zijn innovatieve producten ontwikkeld waarvan de montage veel eenvoudiger is doordat de onderdelen op een eenvoudige en goedkope manier geprefabriceerd worden.
Belangrijke sectoren van de markt hebben deze additieve fabricagetechnieken overgenomen. De fabricage van sieraden, schoenen, fragmenten van auto-onderdelen, huizen, ruimteschepen en meer, begon aan een transformatie naar een geautomatiseerd proces. De bedrijven die verantwoordelijk waren voor het maken van deze printers, stonden voor de taak nieuwe modellen aan te bieden die aan de vraag konden voldoen en zich naar tevredenheid konden aanpassen aan de eisen van het publiek.
De meest gebruikte procedures zijn er tegenwoordig vier, elk met enkele nadelen, maar die de totale investering in de productie van het artikel verminderen. Inkjetprinten is bekend omdat het het prototype laag voor laag vormt en een volledig kleurenmodel oplevert. De modellering op basis van de fluxpositie stelt voor dat het materiaal dat zal worden gebruikt om het product te maken, wordt gesmolten en afgezet op een ondersteunende structuur, waardoor de verplichting om hulpsteunen te gebruiken zou verdwijnen. de fotopolymerisatieHet onderscheidt zich door het creëren van het object op basis van een gesmolten vloeistof, die laag voor laag wordt toegevoegd, waarbij elk van deze afzonderlijk wordt gestold door de werking van een laser. Hoewel het in ontwikkeling is, is ijsprinten populair geworden omdat het belangrijkste materiaal behandeld water is, wat een voordeel is met betrekking tot het besparen van stoffen voor het printen.