De term lumpemproletariat is een woord van Duitse oorsprong, gebaseerd op de marxistische filosofie, en definieert zichzelf als de economisch gemarginaliseerde bevolking, vanuit het oogpunt van hun werk- en leefomstandigheden; gevormd door klassenloze mensen die activiteiten buiten de wet uitvoeren om te overleven. Het lumpemproletariaat is een deel van de bevolking dat niet over de productiemiddelen beschikt, noch een vaste baan heeft, ze wijdt zich enkel aan het leven van liefdadigheid, diefstal en het afval dat andere sociale klassen weggooien (daklozen, criminelen, prostituees).
Karl Marx verwees naar het lumpemproletariaat als een sector van de samenleving, aan wie de legale manier om in hun levensonderhoud te voorzien is geweigerd, waarvoor het nodig was om te bezwijken voor de misdaadgebieden en de omstandigheden die daarin heersen.. Momenteel bestaat deze groep uit degenen die in hun levensonderhoud voorzien door diefstal, drugshandel, ontvoeringen, voedselverkopers, charleros (mensen die in de bus stappen om geld te vragen), bedelaars enz. Deze proliferatie van lompenproletariaat is een gevolg van het wanbeheer dat regeringsentiteiten op economisch niveau hebben gehad.
Veel van de mensen in dit segment van de samenleving komen uit plattelandsgebieden, die, in de hoop hun leven te verbeteren, besluiten hun geluk te beproeven in de steden, maar wanneer ze aankomen, beseffen ze dat het veel moeilijker is om wat ze dachten. Het besef van hun marginalisering leidt ertoe dat ze gemakkelijk toegeven aan respectloze en zelfs illegale activiteiten.