Tijdens de lage renaissance ontstonden een historische periode en een artistieke stijl, waarvan de definitie controversieel was, aangezien het wordt opgevat als de imitatie van het maniërisme van meesters in de schilderkunst of, in sommige gevallen, als de directe reactie op de esthetische idealen die in het schilderij worden gepresenteerd. classicisme. Vaak wordt het gezien als een intellectuele en elitaire uitdrukking, die als achtergrond diende voor de excessen die in de barokstijl werden gepresenteerd; Evenzo wordt het gezien als een verlengstuk van de rijke kunst die werd verschaft door de grote genieën van de hoge renaissance en die door critici van die tijd werd veracht omdat ze 'decadent en degeneratief' was.
'Maniërisme' komt van 'maniera', dat voor 16e-eeuwse schrijvers de 'artistieke persoonlijkheid' vertegenwoordigde; daarom, en met de evolutie van de term, begon het te worden gebruikt om over een specifieke stijl te praten, zoals onder andere de maniera greca (de Griekse manier), de maniera vecchia (de oude manier). Later zou hij beginnen met het gebruik van "manieristi", zoals de naam die mannen kregen die schilderden volgens de specifieke stijl van een andere kunstenaar, zoals Leonardo Da Vinci (maniera leonardesca) of Miguel Ángel (maniera Michelaneglesca of grande). Het was vanaf de zeventiende eeuw dat het in pejoratieve zin begon te worden gebruikt, aangezien de intellectuelen van deze tijd de maniëristen definieerden als 'eenvoudige navolgers die in hun schilderijen snuffelden'.
Maniëristische beeldende kunst wordt gekenmerkt door het weergeven van het menselijk lichaam, zowel naakt als bedekt met extravagante kleding, in vreemde posities, met langer dan natuurlijke ledematen en een ietwat klein hoofd. Het spel van de kleuren is verre van het echte werk, omdat ze koud en kunstmatige, tegenover elkaar, zonder het bestaan van een waaier van kleuren. De literatuur van haar kant was melancholisch en ontgoocheld, met bepaalde humanistische kenmerken uit de Renaissance.