Tijdens de zestiende, zeventiende en vroege achttiende eeuw kwam in Europa de stroming van het filosofische en economische denken bekend als 'mercantilisme', waarvan de basis werd gevonden in het pragmatisme, die Amerikaanse filosofische school gericht op het doel en de werkelijkheid naar voren. Hierbinnen werden de verbindingen tussen politieke en economische macht, de constante controle van de staat in economische aangelegenheden en de valuta gestimuleerd; Dit maakte op de lange termijn de bevolkingsgroei mogelijk, opende de deuren voor protectionisme en gaf de regionale productie alle privileges die nodig waren om tot bloei te komen.
Met de komst van mercantilisme werd het klassieke doel van het begrijpen van economie, chrematistiek, gegeven. Het komt voort uit een primitieve manier om het kapitalisme in Italië uit de Renaissance te begrijpen. Mercantilisten geloofden dat de welvaart van een land kon worden afgemeten aan hoeveel kapitaal het bezat; als dit op een schaal groter bleek te zijn dan de invoeruitgaven, dan was het een zegevierende staat. Om dit te bereiken wordt gebruik gemaakt van protectionisme, een reeks maatregelen of economisch beleid dat bedoeld is om de invoer te beperken door het opleggen van tarieven en belastingen; Dit is juist in het voordeel van export naast de lokale productie. Om deze reden is de staat betrokken bij alle commerciële operaties.
Het einde van het mercantilisme kwam met de komst van het boek The Wealth of Nations, door Adam Smith; met een ideologie die deze volledig kan vervangen. Andere critici wezen echter al op bepaalde fouten in de economische doctrines die in het mercantilisme worden voorgesteld. Later werd dit vervangen door vrijhandel.