Deze stroming stond in het Spaans bekend als modernisme, maar in andere talen heette het bijvoorbeeld art nouveau, moderne stijl en Jugendstil. Aan de andere kant had het modernisme in elk land zijn eigen kenmerken.
Op het gebied van religie was het modernisme een theologische beweging uit de late 19e eeuw die probeerde de christelijke doctrine te verzoenen met de wetenschap en filosofie van die tijd. Hiervoor legt hij zich toe op het interpreteren van religieuze inhouden op een subjectieve en historische manier en beschouwt ze als een menselijk product binnen een historische context.
Het modernisme vond zijn oorsprong in 1880 in Latijns-Amerika; Het was de eerste beweging binnen deze kunst die zo'n kracht verwierf dat het vele landen zou infecteren, inclusief de belangrijkste centra van literaire creatie in Europa, evenals Spanje en Frankrijk. De belangrijkste referentie van deze beweging was Rubén Darío, een dichter geboren in Nicaragua.
Het doel van deze nieuwe stiliteratuur was om van de Spaanse modellen af te komen en vooral te vertrouwen op subversieve huidige modellen zoals Franse symboliek en parnassianisme. Enkele van de auteurs die het meest gevolgd werden door de modernisten waren Théophile Gautier, Paul Verlaine, Walt Whitman en Edgar Allan Poe.
Het modernisme in de kunst was een artistieke vernieuwingsstroom die zich ontwikkelde tussen het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw, die samenviel met het einde van de eeuw en de periode die bekend staat als de Belle Époque. Zijn fundamentele bedoeling was om een nieuwe kunst te creëren die zijn vrijheid en moderniteit verklaarde in relatie tot de dominante patronen in de artistieke instelling van het moment, vooral historicisme en eclecticisme en realisme en impressionisme.
In de literatuur was het een stroming die zich voornamelijk tussen 1890 en 1910 ontwikkelde, in Spaans Amerika en Spanje. Als zodanig stelde hij voor om poëzie en proza formeel te vernieuwen. Het werd gekenmerkt door de kostbaarheid in het taalgebruik, de zoektocht naar formele perfectie en het gebruik van beelden van plastische aard, met de nadruk op de zintuigen en kleuren; Voor een kosmopolitische gevoeligheid en een voorliefde voor exotisch, mythologie en erotiek. De onderwerpen die hij behandelde, konden variëren van melancholie en verveling tot leven, vitaliteit en liefde.
En in de christelijke religie heette het de religieuze beweging van intellectuele aard die aan het einde van de 19e eeuw voorstelde om de leer van Jezus Christus in filosofische en wetenschappelijke termen in overeenstemming te brengen met de tijd.
In die zin bevestigde hij dat de religieuze inhoud niet letterlijk hoefde te worden gelezen, maar volgens het verhaal de voorkeur gaf aan een subjectieve en sentimentele interpretatie ervan. Daarom was het een fundamenteel vernieuwende en hervormende beweging van de instelling van de Kerk, en het werd destijds beschouwd als een ketterse beweging die probeerde de heilige erfenis van Jezus Christus te transformeren.