Een monomeer is een molecuul dat de basiseenheid vormt voor polymeren. Ze kunnen worden beschouwd als de bouwstenen waaruit eiwitten worden gemaakt. Monomeren kunnen herbergen monomeren ter vorming herhalende keten molecule door middel van een proces genaamd polymerisatie. De monomeren kunnen van natuurlijke of synthetische oorsprong zijn.
Oligomeren zijn polymeren die bestaan uit een klein aantal (meestal minder dan honderd) monomeersubeenheden.
De monomere eiwitten zijn eiwitmoleculen die samen een multiproteïnecomplex vormen. Biopolymeren zijn polymeren die bestaan uit organische monomeren die in levende organismen voorkomen.
Omdat monomeren een enorme klasse van moleculen vertegenwoordigen, worden ze gewoonlijk ingedeeld in: suikers, alcoholen, aminen, acrylverbindingen en epoxiden.
De term "monomeer" komt van het combineren van het voorvoegsel mono, wat "één" betekent, en het achtervoegsel mer, wat "deel" betekent.
Monomeer voorbeelden
Glucose, vinylchloride, aminozuren en ethyleen zijn voorbeelden van monomeren. Elk monomeer kan op verschillende manieren worden samengevoegd om een verscheidenheid aan polymeren te vormen. In het geval van glucose kunnen glycosidebindingen bijvoorbeeld suikermonomeren verbinden om polymeren te vormen zoals glycogeen, zetmeel en cellulose.
Monomeer, een molecuul van een bepaalde klasse van verbindingen, meestal organisch, dat kan reageren met andere moleculen om zeer grote moleculen of polymeren te vormen. Het essentiële kenmerk van een monomeer is polyfunctionaliteit, het vermogen om chemische bindingen te vormen met ten minste twee andere monomeermoleculen. Bifunctionele monomeren kunnen alleen lineaire polymeren vormen, maar monomeren met een hogere functionaliteit produceren netwerkverknoopte polymeerproducten.
De monomeermoleculen en vrije radicaalinitiatoren worden toegevoegd aan een emulsiebad op waterbasis samen met soa-achtige materialen die bekend staan als oppervlakte-actieve stoffen of oppervlakte-werkende middelen. De oppervlakteactieve moleculen, samengesteld uit een hydrofiel (wateraantrekkend) en een hydrofoob (waterafstotend) uiteinde, vormen een stabiliserende emulsie vóór polymerisatie door de monomeerdruppeltjes te coaten.
Andere oppervlakteactieve moleculen klonteren samen tot kleinere aggregaten, micellen genaamd, die ook monomeermoleculen absorberen. Polymerisatie vindt plaats wanneer de initiatoren naar de micellen migreren, waardoor de monomeermoleculen grote moleculen vormen die het latexdeeltje vormen.