Prostaglandinen zijn een groep van fysiologisch actieve lipideverbindingen die verschillende hormoonachtige effecten hebben bij dieren. Prostaglandinen zijn in bijna alle weefsels bij mensen en andere dieren aangetroffen. Ze zijn enzymatisch afgeleid van vetzuren. Elke prostaglandine bevat 20 koolstofatomen, inclusief een 5-koolstofring. Ze zijn een subklasse van eicosanoïden en van de prostanoïde klasse van vetzuurderivaten.
Structurele verschillen tussen prostaglandinen verklaren hun verschillende biologische activiteiten. Een bepaalde prostaglandine kan in sommige gevallen verschillende en zelfs tegengestelde effecten hebben op verschillende weefsels. Het vermogen van hetzelfde prostaglandine om een reactie in het ene weefsel te stimuleren en dezelfde reactie in een ander weefsel te remmen, wordt bepaald door het type receptor waaraan het prostaglandine bindt. Ze fungeren als autocriene of paracriene factoren waarbij hun doelwitcellen aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van hun uitscheiding. Prostaglandinen verschillen van endocriene hormonen doordat ze niet op een specifieke plaats maar op veel plaatsen in het menselijk lichaam worden geproduceerd.
Prostaglandinen zijn krachtige lokaal werkende vasodilatoren en remmen de bloedplaatjesaggregatie. Door hun rol bij vasodilatatie zijn prostaglandinen ook betrokken bij ontstekingen. Ze worden gesynthetiseerd in de wanden van bloedvaten en dienen de fysiologische functie om onnodige stolselvorming te voorkomen en om de samentrekking van glad spierweefsel te reguleren. Tromboxanen daarentegen (geproduceerd door bloedplaatjescellen) zijn vasoconstrictoren en vergemakkelijken de aggregatie van bloedplaatjes. De naam komt van zijn rol bij de vorming van bloedstolsels (trombose).
Specifieke prostaglandinen worden genoemd met een letter (die het type ringstructuur aangeeft) gevolgd door een cijfer (dat het aantal dubbele bindingen in de koolwaterstofstructuur aangeeft). Prostaglandine E1 wordt bijvoorbeeld afgekort tot PGE1 of PGE1 en prostaglandine I2 wordt afgekort tot PGI2 of PGI2. Het nummer wordt traditioneel onderverdeeld als de context het toelaat; Maar zoals bij veel vergelijkbare nomenclaturen die subscript bevatten, gaat het subscript gewoon verloren in veel databasevelden die alleen platte tekst kunnen opslaan (zoals de PubMed-bibliografische velden), en lezers zijn gewend om het te zien en te typen geen abonnement.