Organisatiepsychologie, ook wel arbeidspsychologie genoemd, is een van de toepassingen van psychologie, waarin het gedrag van mensen op de werkplek wordt bestudeerd, waarbij de focus op zijn beurt wordt gelegd op hoe de structuur van de organisatie van invloed is bij de ontwikkeling en uitvoering van de werkzaamheden van de medewerker. In het algemeen wordt dit vaak verward met arbeidspsychologie, een waarin de werknemer, zijn arbeids- en sociale relaties, naast zijn werkprestaties, specifiek worden bestudeerd, naast het identificeren van mogelijke conflicten, om te voorzien in de nodige tools om ze op te lossen en te voorkomen.
Het was tijdens de Tweede Wereldoorlog dat, in een poging om opgeleid personeel te werven voor technologisch geavanceerde banen, de belangstelling voor organisatiepsychologie werd hernieuwd. Op deze manier konden de psychologische en intellectuele kenmerken van ideale werkers worden vastgesteld. Hierna keerden de werknemers terug naar hun normale baan, maar er ontstond een groeiende onvrede, dus rond de jaren zestig begonnen opnieuw studies naar het menselijk kapitaal van bedrijven. Zo begint het algemene perspectief te worden opgenomen, waarbij de werknemer wordt gezien als een van de onderdelen van het grote systeem waaruit het bedrijf bestaat.
Onder de doelstellingen van deze discipline kunnen we er enkele vinden, zoals: functieanalyse, correcte werving en selectie van personeel. Op deze manier kan een succesvolle prestatie van de werknemer worden gegarandeerd, wat resulteert in een opmerkelijke verbetering van de productie en dus van het economische inkomen van het bedrijf.