De windstreken vormen de basis van een methodisch wereldreferentiesysteem, dat door mensen wordt gebruikt om zich te oriënteren, hetzij via een kaart, hetzij op het aardoppervlak zelf. Ze worden gedefinieerd afhankelijk van de positie van de zon ten opzichte van de aarde. De windstreken zijn: noord, zuid, oost, west.
Het noorden wordt weergegeven in het bovenste deel van de kaart. Noord zal altijd in de voorkant, om de lagers van een punt van de aarde. Het zuiden wordt weerspiegeld in het onderste deel van de kaart. Het oosten bevindt zich aan de rechterkant en is gemakkelijk te herkennen omdat de zon daar opkomt. Het westen bevindt zich aan de linkerkant van de kaart en het is ook gemakkelijk te vinden aangezien de zon hier ondergaat.
In de oudheid was het onbekend over de bewegingen van de aarde, maar toch vonden zeevaarders een richting door zichzelf door de wind te leiden, of door de locatie van de sterren. Hoewel de belangrijkste factor voor oriëntatie was waar de zon opkwam bij zonsopgang.
Weten over de windstreken en weten hoe ze te lokaliseren, heeft veel betekend voor de mensheid, vooral voor de maritieme navigatie. Met het verstrijken van de tijd en met nieuwe technische vooruitgang, creëerde de mens een instrument dat in staat was om de locatie in de fysieke ruimte te bepalen, dit instrument werd een kompas genoemd, dit is een instrument dat is gebaseerd op aards magnetisme, met behulp van een gemagnetiseerde naald om geven het magnetische noorden van de aarde aan.
Dit apparaat was van groot belang omdat hoewel het waar is dat ze in het geval van navigators waren georiënteerd op de positie van de zon; Het is ook waar dat er dagen en nachten waren die bewolkt waren, dus deze verwijzingen waren niet erg nuttig, aangezien de bewolking een belemmering vormde bij het observeren van de sterren en de zon. Toen het kompas in de negentiende eeuw begon te worden gebruikt, konden zeevaarders de geografische coördinaten bijna volledig domineren.
De benaming van de windstreken is ontleend aan de Noorse mythologie (Nordri = noord, Sudri = zuid, Austri = oost en Vestri = west), deze werden in een relatief recente tijd toegevoegd aan de Spaanse taal en andere talen afgeleid van het Latijn. Omdat in het verleden de namen van de windstreken in het Spaans waren: septentrión (noord), Meridion (zuid), oriente of ontluikend (oost), occidente of poniente (west).