Werkplezier kan worden bepaald door het soort activiteiten dat wordt uitgevoerd (dat wil zeggen, de baan heeft de mogelijkheid om te pronken met je vaardigheden en ze bieden een zekere mate van uitdaging voor interesse). Dat werknemers goed worden beloond door hun salarissen en lonen, in overeenstemming met ieders verwachtingen. Dat de werkomstandigheden voldoende, niet gevaarlijk of oncomfortabel zijn, wat hun prestaties verbetert.
Daarnaast zoeken medewerkers binnen hun werk naar hun directe baas om vriendelijk en begripvol te zijn en te luisteren waar nodig. De ontevredenheid over het werk komt tot uiting in het op handen zijnde vertrek van werknemers (zoals in het geval van de organisatie die zal worden onderzocht) of het uiten van situaties die de relaties tussen werknemers en organisaties helpen verbeteren, en ook hopen dat de omstandigheden verbeteren.
De arbeidsvoldoening is door onderzoekers bestudeerd om de werkresultaten te verbeteren, aangezien het de prestaties en doelstellingen van werknemers vergemakkelijkt, wat tot tevredenheid leidt en wanneer de verwachte prestatie geen ontevredenheid oplevert.
Kort gezegd verwijzen deze termen naar de mate van conformiteit van de persoon met betrekking tot hun werkomgeving. Werkplezier omvat onder meer aandacht voor loon, soort baan, menselijke relaties, veiligheid, enz.
Het beïnvloedt de houding van de werknemer ten opzichte van zijn verplichtingen. Men kan zeggen dat tevredenheid voortkomt uit de overeenkomst tussen de echte baan en de verwachtingen van de werknemer.
Deze verwachtingen worden daarentegen gevormd door vergelijkingen met andere werknemers of met eerdere banen. Als een persoon zich realiseert of gelooft dat ze in het nadeel zijn ten opzichte van hun collega's, hun niveau van tevredenheid met het werk afneemt, net als wanneer zij van mening zijn dat hun vorige baan bood hen betere voorwaarden.
Het holistische concept van arbeidsvreugde, waarbij gezondheid niet alleen de afwezigheid van pijn is, maar ook de algemene toestand van de persoon. Fysiek, spiritueel, moreel en emotioneel. Er kan geen goed organisatieklimaat zijn als het individu moreel ziek is, als de persoon wordt uitgesloten, gestigmatiseerd of ondergewaardeerd. Er kan geen goed organisatieklimaat zijn voor iemand die zijn religieuze grondslagen schendt en tegelijkertijd een belangrijke bijdrage levert aan de organisatie. Er kan geen organisatieklimaat zijn in een scenario waarin de persoon geen wereld van mogelijke prestaties ziet op basis van zijn bestaansverwachtingen, begrepen als ideale niveaus van kwaliteit van leven op het werk.