Het woord singulariteit, in de meest strikte zin, verwijst naar de kwaliteit die die mensen, objecten of gebeurtenissen bezitten, singulier genoemd. Hieruit kan worden gezegd dat singulariteit, als bepalende factor, die kenmerken zijn die een bepaalde entiteit onderscheiden van zijn eigen klasse of groep. Binnen de wiskunde wordt de term gebruikt om te praten over die functies die, zodra hun waarde is ontdekt, zich op een onverwachte manier gaan gedragen; daarom werd de singulariteitstheorie opgericht. In de natuurkunde is er door zijn kunst de zwaartekracht- of ruimtetijd-singulariteit, een astrofysisch model waarin de kromming van ruimtetijd het wordt oneindig, zoals te zien is in enkele van de zwart-gatmodellen.
In de wiskunde kunnen singulariteiten snel worden geïdentificeerd. Deze kunnen, afhankelijk van hun aard of de kenmerken die ze vertonen, zowel essentieel zijn, dat wil zeggen, hun gedrag is extreem en geïsoleerd, degenen die geen bijzonderheden dicht bij hen hebben. In de natuurkunde zijn, volgens de lijn van ruimte-tijd-singulariteiten, stellingen gemaakt, zoals die van Penrose-Hawking, naast de theorie van mechanische singulariteit, waarbij het gedrag van elk mechanisme dat een bepaalde configuratie vertoont, het kan niet worden voorspeld, of de omvang ervan wordt oneindig of onbepaald.
Binnen het filosofische veld spreken we over de singulariteit van entiteiten, dat wil zeggen de bijzonderheden van elk bestaand wezen. Dit wordt bestudeerd in de ontologie en wordt ook gepresenteerd in christelijke filosofische doctrines. Evenzo is er sprake van een technologische singulariteit, een hypothese waarin wordt voorgesteld dat een bepaalde technologische beschaving op een bepaald punt van vooruitgang niet in staat zou zijn de gevolgen van dergelijke voordelen te beheersen.