Bodem is de oppervlaktelaag van de aardkorst waarin veel organismen leven en vegetatie groeit. Het is een structuur die van vitaal belang is voor de ontwikkeling van het leven. De grond dient als ondersteuning voor de planten en zorgt voor de nodige voedingsstoffen voor onderontwikkeling.
De bodem wordt gevormd door de ontbinding van rotsen als gevolg van plotselinge temperatuurveranderingen en de inwerking van vochtigheid, lucht en levende wezens. Het proces waarbij gesteentefragmenten steeds kleiner worden, oplossen of nieuwe verbindingen gaan vormen, staat bekend als verwering.
De rotsachtige producten van verwering mengen zich met lucht, water en organisch afval van planten en dieren om bodems te vormen. Dit proces duurt vele jaren en daarom worden bodems beschouwd als niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen.
De belangrijkste componenten van de bodem zijn: levend en dood organisch materiaal, vertegenwoordigd door overblijfselen van groenten, schimmels, regenwormen, insecten en andere dieren en door humus (donker en pasteus materiaal dat zich in de loop van eeuwen heeft gevormd op het bodemprofiel).); anorganische materie, veroorzaakt door het verweringsproces, waardoor er wat fosfor, zwavel en stikstof wordt geproduceerd, die bepalen dat een bodem vruchtbaar is voor een soort gewas.
Er is ook water, de aanwezigheid ervan is van vitaal belang, omdat het de voedingsstoffen in oplossing houdt die door de planten zullen worden gebruikt; en de lucht, die de poriën bezet die het water vrij laat, bevat atmosferische gassen, meestal kooldioxide. Afhankelijk van hun fysieke toestand bevinden de bodembestanddelen zich in: vaste, vloeibare of gasvormige fase.
Tot de fysische eigenschappen van bodems behoren textuur, structuur, porositeit, temperatuur, consistentie en kleur. Zijn chemische eigenschappen komen tot uiting in de transformatie van bodemvormende stoffen; bijvoorbeeld in aanwezigheid van organische en anorganische voedingsstoffen, ionenwisseling en bodemzuurgraad (pH).
Er zijn verschillende classificaties van bodems, die afhankelijk zijn van de criteria die zijn gebruikt om ze te maken; de petrografische, die rekening houdt met de prevalentie van een van de leden van de minerale fractie daarvan waar zich kiezelhoudende bodems, klei, kalksteen, zout, enz. De genetica, die rekening houden met het proces dat ze heeft veroorzaakt, zijn de autochtonen en de allochtonen. En tot slot, de klimatologische, waar elk van hen overeenkomt met een klimaatzone van de aarde, bijvoorbeeld bodem in de intertropische zone.
Aan de andere kant verwijst het woord bodem naar de uitbreiding van grondgebied dat bij een staat of land hoort. Bijvoorbeeld; een van mijn doelen in dit leven is om op vreemde bodem te stappen.