Het ontbrak de Romeinen aan het begin van hun juridische geschiedenis aan de juiste terminologie om te bepalen wat het eigendomsrecht was. Voor de Romeinen was eigendom niet alleen een patrimoniaal recht, maar ook vruchtgebruik, hypotheken, dienstbaarheid enz. Aan de andere kant, als dit concept op een meer rigoureuze manier wordt opgevat, vertegenwoordigt het eigendom de totale wettelijke macht over een goed. In die tijd waren er verschillende manieren om onroerend goed te verwerven, een daarvan was via usurecept.
Usureceptio is een Latijnse term die "herstel door gebruik" betekent, en het is het recht of de toestemming die door het oude Romeinse recht wordt verleend aan degenen die iets fiduciair hebben verkocht; of aan de schuldenaar van de staat wiens activa zijn verkocht, om ze na gebruik gedurende één of twee jaar te kunnen recupereren en later door, zelfs zonder de titel te bezitten, de eigendom van de afgestoten activa te behouden. De usureceptio bood de mogelijkheid om de burgerlijke eigendom van een goed te recupereren van de schuldenaar die aan de schuldeiser werd overgedragen, dankzij een “cum creditore trust” (een soort garantie op de schuld die de trustor aan de curator moet betalen), het civiele domein. Met dit bedrijf wil het ius ”(rechts) de onevenredige effecten van de trust wijzigen.
Als een persoon bijvoorbeeld een object verkoopt dat aan een ander is verpand en de eigenaar het bezit, wordt usurecept verleend en wordt het object na twee jaar gebruik hersteld.
Om usurecept te vermijden, werd bij de oefening het onroerend goed in handen van de schuldenaar als huurder gelaten, op deze manier werd voorkomen dat het onroerend goed via usurecept kon worden teruggevorderd.