Het zijn de wetenschappen van de geest die een mens in staat stellen zichzelf beter te leren kennen door te bestuderen wat hem uniek maakt. Als alle wetenschap wordt gekenmerkt door proposities die van hypothesen naar universele wetten gaan, zijn de proposities van dit type wetenschappen volgens Dilthey: feiten (historisch karakter), stellingen, oordelen en normen (praktisch element).
Wilhelm Dilthey streeft in zijn Inleiding tot de wetenschappen van de geest (1883) de filosofische basis van de wetenschappen van de geest na, waaronder die waarvan het object van studie geschiedenis, politiek, jurisprudentie, theologie, literatuur of de kunst. Dat wil zeggen, het zijn de wetenschappen die de historisch- sociale werkelijkheid tot doel hebben.
Hoewel het een discussie mist over de grondslagen van deze wetenschappen, vergelijkbaar met die welke bestaan over de natuurwetenschappen, stelt het vast dat de oorsprong van de wetenschappen van de geest te danken is aan de uitoefening van sociale functies; grammatica, retoriek, logica, esthetiek, ethiek, jurisprudentie en andere disciplines zijn ontstaan doordat het individu zich bewust wordt van en reflecteert op zijn eigen activiteit.
Op hetzelfde moment, bevestigt hij dat de kennis van het menselijk bestaan niet kan worden vereenvoudigd om de opsomming van een aantal intellectuele voorstellingen. Vanuit dit gezichtspunt verzet Dilthey zich, als verdediger van de wetenschappen van de geest, duidelijk tegen Kants intellectualisme in zijn Critique of Pure Reason.
De scheiding tussen natuurwetenschappen en geesteswetenschappen betekent niet dat de ene boven de andere belangrijker wordt, maar veeleer de juiste methode op elk vakgebied toepassen zonder de essentie ervan te verdraaien. De wetenschappen van de geest zijn de menswetenschappen waarop deze filosoof de analyse van de historische koers en de entiteit van de samenleving wil baseren.
Om de wetenschappen van de geest geldigheid te laten bereiken, moeten ze worden verzoend met de traditie, het erkennen als een bron van waarheid, maar zonder te pretenderen dat ze dat op een wetenschappelijke manier doen. De hoedanigheden van kennis die dienen als een model van de waarheid geproduceerd door de wetenschappen van de geest zijn volgens H.-G. Gadamer, het begrijpen van het verleden en de interpretatie van het werk van de kunst, twee processen die niet kan worden gereduceerd tot de moderne wetenschap.