Op chemisch gebied is ethanol een chemische verbinding, beter bekend als ethylalcohol, die onder normale temperatuursituaties wordt gekenmerkt door een kleurloze en brandbare vloeistof met een kookpunt van 78 graden Celsius. Sinds de oudheid werd ethanol gebruikt om het te maken door de gecombineerde fermentatie en ontbinding van suikers en gist die vervolgens werden onderworpen aan destillatie.
Wanneer het met water samenkomt, lost het meestal op en kan het worden gebruikt om alcoholische dranken te maken. Afhankelijk van de drank zal de ethanol vergezeld gaan van verschillende chemische stoffen die voor verschillende karakteristieke kleuren en smaken zorgen. Het wordt ook in de industrie gebruikt als synthesizer van verschillende producten, zoals ethylacetaat (verfoplosmiddel), zelfs op farmaceutisch, cosmetisch gebied en als luchtverfrisser en parfum. Er is een vermoeden over het overdreven gebruik ervan, aangezien het het centrale zenuwstelsel ernstig kan aantasten en een staat van euforie, duizeligheid, illusies, verwarring, ontremming en sufheid kan veroorzaken., verdwijnen van reflexen, slechte coördinatie, tijdelijk verlies van gezichtsvermogen, toegenomen geweld en in echt ernstige gevallen een coma of de dood.
Het wordt ook gebruikt voor het maken van industriële en huishoudelijke brandstof. Naast het bevatten van verbindingen die exclusief zijn voor alcohol. In veel landen wordt ethanol gebruikt om te voldoen aan het Kyoto-protocol (een protocol van de Verenigde Naties dat tot doel heeft broeikasgassen uit te stoten die de opwarming van de aarde veroorzaken). Volgens studies vermijdt het gebruik hiervan de productie van genoemde gassen met bijna 85%.
Enkele van de fysieke eigenschappen zijn:
- Vloeibare aggregatietoestand.
- Kleurloos uiterlijk.
- Dichtheid 810 kg / m3; (0,810 g / cm3).
- Molecuulmassa 46,07 amu.
- Smeltpunt 158,9 K (-114,1 ° C).
- Kookpunt 351,6 K (78,6 ° C).
- Kritische temperatuur 514 K (241 ° C).
- Kritische druk 514 K (241 ° C).
Momenteel zijn er oneindig veel materialen die worden gebruikt voor de productie van ethanol op grote schaal en op biologische wijze, via stoffen met een hoog gehalte aan sucrose (gewone suiker) zoals suikerriet, biet, etc. Stoffen die zetmeel bevatten, zoals maïs, aardappel of cassave. Anderen die cellulose (biopolymeer) bevatten, zoals hout of landbouwresten.