Men kan zeggen dat transhumante veeteelt wordt beschreven als weidegang die door seizoenen gaat, die is gebaseerd op het brengen van vee van wintervelden naar zomervelden of vice versa en die constant in beweging is. Met andere woorden, transhumance verwijst naar een soort begrazing die wordt uitgevoerd in constante beweging, die zich ook aanpast aan territoria of ruimtes met veranderende productiviteit. De uitoefening van transhumance is voornamelijk gebaseerd op twee natuurlijke fenomenen die met elkaar verband houden, namelijk de migratie van dieren en de verschillen in primaire productie veroorzaakt door de seizoenen.
Transhumante veeteelt slaagt erin zich te onderscheiden van de praktijk van het nomadisme, omdat het vaste seizoensnederzettingen kan onderhouden samen met een stabiele hoofdkern, waaruit de bevolking die deze praktijk beoefent over het algemeen voortkomt. Volgens bepaalde studies wordt er beweerd dat tussen de nomadische veeteelt en de nomadische veeteelt zij ongeveer 100 tot 200 miljoen mensen in de wereld bezetten of beoefenen; de grondgebieden die voor dit systeem worden gebruikt, zijn gelijk aan ongeveer 30 miljoen km², of tot tweemaal zoveel land dat wordt uitgeleend aan de landbouw.
Dit veeteeltsysteem levert grote voordelen op voor het ecosysteem maar ook voor de samenleving; Vooral omdat de doorgang van vee de vruchtbaarheid verhoogt van bodems die bedreigd worden door woestijnvorming, waarbij mest en andere plantenresten op hun pad komen. Anderzijds is transhumant vee het meest efficiënt in termen van het benutten van graasoppervlakken, waarbij middelen worden gebruikt die niet concurreren met menselijk voedsel; fenomeen waardoor de kudde bijna zelfvoorzienend is. Hier voeden de dieren zich met een kwestie die kan worden omschreven als brandstof die effectief helpt bij het bestrijden van branden.