De eed van Hippocrates is een eed die afgestudeerden op het gebied van geneeskunde jegens hun nieuwe collega's afleggen, deze eed heeft een zeer ethische inhoud waaraan alle artsen zich moeten houden bij het beoefenen van de geneeskunde.
Dit type eed tracht op de een of andere manier medische professionals te begeleiden bij het uitoefenen van hun vak; hen door de eed te leren dat ze nederig en eenvoudig moeten zijn in het bijzijn van hun patiënten, dat de service die ze bieden niet alleen een deel zal zijn van degenen met koopkracht, maar dat alle mensen die ziek zijn, zwart, blank, rijk of arm zijn, slaven en andere verschillen moeten worden verzorgd, en deze eed verplicht hen discretie te hebben over alle aspecten van het leven van hun patiënten, ongeacht hoe vreselijk wat ze hebben gezien of wat ze weten, artsen niet ze moeten alle informatie vrijgeven.
De artsen bij het uitspreken van de eed geeft ook aan dat zij nooit acties tegen het leven van de patiënt, dat is zal nemen, zullen ze nooit bieden te nemen dodelijke drugs die het leven van de patiënt zou kunnen komen, zelfs indien de toepassing van het geneesmiddel werd bevolen door grotere entiteiten; Een ander relevant aspect is dat doktoren zweren dat zij hun kunst zullen leren aan allen die willen leren zonder enige vorm van sociale of persoonlijke vooroordelen, op dezelfde manier moeten alle mensen die hebben deelgenomen aan het leren van de deelnemende arts geëerd en gerespecteerd worden door dezelfde, aangezien ik hem fundamentele kennis geef voor de uitoefening van zijn beroep.
Deze eed werd afgelegd door Hippocrates, een Griek wiens geboorte 460 jaar voor Christus plaatsvond, dit personage is de eerder genoemde 'vader van de geneeskunde' omdat hij een grote impuls gaf aan deze wetenschap, waardoor haar praktijk veranderde van archaïsch in een wetenschap die Het moet gebaseerd zijn op de observatie van de patiënt om zijn ziekte te kunnen afleiden en ook de nodige genezingsmethoden toe te passen om het uit te roeien, in die tijd werd dit personage als een tovenaar beschouwd en daarom kreeg hij de bijnaam "de tovenaar van cos"Vanwege zijn oorsprong, aangezien hij was geboren en voor het leven op de eilanden van Cos had gewoond, 380 jaar voor Christus stierf, en zijn discipelen talloze teksten achterliet waarin ze verwezen naar meerdere werken en onderzoeken die hij zelf had uitgevoerd.