Experimentele observatie, ook wel interventiestudie of experimentele studie genoemd, is een prospectieve analyse die wordt gekenmerkt door de indirecte, oppervlakkige manipulatie van een studiefactor door de onderzoeker. Deze waarneming wordt bestudeerd en verdeeld door de gevallen of proefpersonen in twee groepen genaamd controle en experimenteel. Het kenmerk van randomisatie is niet essentieel in de experimentele studie en wordt daarom een quasi-experimentele studie genoemd.
De interventiestudietechnieken verwijzen naar de populatie waarop de resultaten zullen worden toegepast via de volgende stappen:
- Selectie van de experimentele populatie door middel van willekeurige steekproeven.
- Identificatie van de deelnemende bevolking.
- Willekeurige verdeling van de proefpersonen in de te vergelijken groepen, hetzij in de experimentele groep, hetzij in de controlegroep.
- Opstarten van de studie. Toediening van het element of de onderzoeksfactor in de experimentele groep en de controlegroep.
- Observatie en meting van de afhankelijke variabelen volgens de criteria gekozen in de onderzoeksopzet.
- Al naargelang de medewerking of niet van de proefpersonen in beide groepen, worden vier subgroepen gevormd, door de experimentele groep en de controlegroep onder te verdelen.
- Lezen van de resultaten van de studie en vergelijking van de resultaten van de groepen. De vier subgroepen worden omgevormd tot acht door ze onder te verdelen naargelang ze het resultaat kennen of niet.
- De identiteit van de groepen wordt onthuld. De resultaten worden geanalyseerd en conclusies worden getrokken.
a) Het observeren van feiten bestaat uit het selecteren van feiten en het proberen uit te leggen en te begrijpen door middel van observatie.
b) Het creëren van hypothesen: het zijn de beredeneerde aannames die zijn verkregen uit de geobserveerde gegevens. De verklaringen van de feiten zijn niet in zicht; je moet je ze voorstellen, veronderstellen, voordat je ze ontdekt.
c) De verklaring van wiskundige systemen bij de verkregen hypothese, een benadering werd toegepast om meer betekenis te geven aan de verkregen hypothese. Er waren twee manieren om wiskundige systemen te controleren: vergelijk dat de waargenomen feiten worden verklaard door de hypothesen, door logische conclusies in de vergelijking te introduceren.
d) Experimenteren: wanneer de consequenties van de hypothesen worden vergeleken met wat er in werkelijkheid gebeurt, kunnen drie mogelijkheden worden voorgesteld:
- Het experiment bevestigt de hypothese: de verkregen feiten komen in werkelijkheid voor, daarom worden de hypothesen geverifieerd (omdat feiten komen uit de hypothesen)
- Het experiment weerlegt die feiten: de feiten kloppen niet met betrekking tot de werkelijkheid, daarom worden de hypothesen nietig verklaard.
- De consequenties van de hypothesen kunnen door gebrek aan technische middelen direct of indirect niet worden verkregen.