De pater de familia was, in het oude Rome, die persoon of persoon die de wettelijke macht en heerschappij had over het huis en van elk van de leden waaruit het bestond. Deze persoon, ondergedompeld in een patriarchale samenleving die heel typerend is voor de oudheid, was degene die werkte om zijn huis te onderhouden en het te verdedigen tegen alles wat nodig was, dat wil zeggen, het was dat fundamentele stuk waarop elk gezin werd gesteund. Dit was degene die de verantwoordelijkheid had om het op de meest geschikte manier te besturen in overeenstemming met hun belangen, maar niet alleen van hun eigen familie-eenheid, maar ook van de gens waartoe ze behoorden en die verbonden waren door heilige banden.
De pater de familia was de figuur met het hoogste gezag in het gezin vanwege de verleende macht genaamd 'patria potestas', wat ouderlijk gezag betekent, een macht die aantoont dat dit personage de wet is binnen het gezin en dat elk van hen de leden zijn hem hulde en gehoorzaamheid verschuldigd in zijn beslissingen. Ouderlijk gezag was niet alleen een wettelijk feit, maar werd ook door de Romeinen als heilig beschouwd, omdat het, zoals alles in het oude Rome, deel uitmaakte van de traditie.
En het was mede hierdoor dat de pater de familia wettelijke macht had over alle leden van zijn familie, naast de macht die hem werd verleend door zijn enige economische instandhouder en vertegenwoordigers te zijn voor de verschillende politieke entiteiten in Rome. Maar de belangrijke wet van de XII tafels schreef ook aan de pater de macht toe van leven of dood of "vitae necisque potestas", over zijn kinderen, echtgenote en slaven die onder zijn gezag stonden.