In de scheikunde verwijst het atomaire model van Rutherford naar de theorie die laat zien hoe een atoom intern is gestructureerd. Deze theorie werd in 1911 opgeworpen door de natuurkundige Ernest Rutherford. Om zijn theorie te bewijzen, voerde hij zijn beroemde goudfolie-experiment uit. Dankzij dit wordt Rutherford beschouwd als de maker van zowel kernfysica als de chemie van atomen.
Voordat het model van Rutherford als geldig werd aanvaard, bevestigde de wetenschappelijke gemeenschap dat het het atomaire model was dat was voorgesteld door de Britse wetenschapper Joseph Thomson, dat stelde dat er alleen negatief geladen elektronen waren, geïntroduceerd in positief geladen atomen.
Velen beschouwden dit model als vol eenvoud, omdat het een compact, statisch atoom bevatte. Terwijl Rutherford door zijn experiment ontdekte dat de positieve lading die in het atoom aanwezig is, geagglutineerd is in zijn kern en aannam dat het atoom zou moeten bestaan uit een elektronenschil die rond een centrale kern met een positieve lading draait. Voor de wetenschap was dit model veel dynamischer en hol, maar de wetten van de klassieke fysica zagen het als een beetje onstabiel.
Hieronder staan de bases die de theorie van Rutherford ondersteunen:
- Het atoom bestaat uit twee elementen: een kern en een schaal.
- In de schil van het atoom zijn elektronen te zien die met hoge snelheid rond de kern draaien.
- De kern vertegenwoordigt het kleine deel dat zich in het midden van het atoom bevindt dat een positieve lading heeft.
- De kern heeft de universaliteit van de massa van het atoom.
Het experiment van Ernest Rutherford bestond uit het vrijgeven van een stroom alfadeeltjes op een dunne laag goud en afhankelijk van het gedrag van de stroom deeltjes die op de goudfolie botsten, trok hij de volgende conclusie:
- De stralen doorboorden voor het grootste deel het vel, dit trok zijn aandacht en kwam tot de conclusie dat het atoom absoluut leeg is.
- Slechts een klein deel van de deeltjes week af, daarom leek de kern niet erg groot.
Rutherfords model negeerde dat van Thomson, aangezien voor Thomson het atoom niet werd afgebroken door de kern en de korst